Gemeente Gemeente Lennik

Grasmus

De grasmus is een beetje een onopvallend vogeltje, maar helemaal niet verwant met de huismus. Het is een soort van struikgewas, houtkanten en bosranden. Hij komt ook in tuinen in het buitengebied voor. De bijnaam ‘krasmus’ krijgt dit vogeltje door het op en neer gaand, kort krassend riedeltje. Het is te horen van eind april tot in de vroege zomer. Dikwijls zit hij van boven in een struik: de witte keel, grijze kop en bruine vleugeltjes vallen dan op. Soms vliegt hij zingend zelfs omhoog waarna hij terug op zijn zangpost landt.

De grasmus leeft vooral van insecten en overwintert daarom in Afrika, ten zuiden van de Sahara. In de winter is hier niet genoeg voedsel te vinden. De mannetjes komen het eerst terug uit Afrika en starten meteen met het bouwen van enkele nestjes. Dan proberen ze door volop te zingen een dame te overtuigen om in hun nest eieren te leggen. Dat nest wordt laag in een dichte stekelstruik gemaakt, tussen het opgeschoten gras. Lang, overjaars gras is daarom belangrijk voor deze soort.

Het gebeurt soms dat mevrouw grasmus niet tevreden is over de nestjes, maar de inspanning wel kan waarderen. Ze houdt het mannetje en maakt dan haar eigen nest.

Net als bij andere zangvogels worden per seizoen meerdere legsels grootgebracht. De grasmus legt meestal telkens 4 tot 5 eieren, waarop zowel man als vrouw broeden. Van pas gelegd ei tot vliegvlugge jongen duurt het drie weken en nadien worden de jongen nog 14 dagen gevoederd. Duizenden insecten zijn nodig om de jongen volwassen te krijgen.
Dat is niet het enige knelpunt, droge jaren in West-Afrika maken het moeilijk voor dit vogeltje om de Sahel over te steken. Je kan een terugval zien van deze soort iedere keer als de weersomstandigheden niet goed zijn geweest. Maar gemiddeld neemt de soort toe.

Beluister hier de grasmus

Op de kaart zie je waar je de grootste concentraties van grasmussen kan vinden.

Beeldmateriaal: ©Vilda