Gemeente Gemeente Lennik

Noodplanning Gemeente Lennik

Heb je problemen of vragen voor de opmaak van jouw intern noodplan, een evacuatieoefening, een risico evenement, of andere zaken neem dan contact op met de dienst noodplanning van de gemeente Lennik.

Een formulier voor de melding van een evacuatieoefening vind je hieronder.

De nood- en interventieplannen zijn van toepassing bij noodsituaties of dreigende noodsituaties. Volgens het KB van 16 februari 2006 is een noodtoestand elke gebeurtenis die schadelijke gevolgen voor het maatschappelijk leven veroorzaakt. Bij grote incidenten of noodsituaties komt de noodplanambtenaar van Lennik in beeld. Maar wat doet hij juist?

De noodplanambtenaar zorgt ervoor dat Lennik zo goed mogelijk is voorbereid op noodsituaties en grote incidenten.

Voor een ramp

Hij of zij vervult volgende taken:

  • Opmaken en actualiseren van de nood- en interventieplannen voor de gemeente,
  • Nakijken en evalueren van nood- en interventieplannen van bedrijven, scholen, zorginstellingen
  • Nakijken aanvraagformulieren en opvolgen evenementen met een verhoogd risico
  • Opmaken van risicoanalyses.
  • Organiseren, begeleiden en evalueren van rampenoefeningen.
  • Voorzitten van de gemeentelijke veiligheidscel.
  • Opvolgen van relevante wetgeving.
  • Overleggen met andere overheden, bedrijven,...
  • .....

Daardoor is de gemeente beter voorbereid op ernstige incidenten zoals: 

hevige brand, een overstroming, een ontploffing, noodweer, humanitaire crisis, ernstige incidenten,...

Tijdens een ramp

De noodplanambtenaar wordt tijdens grote incidenten opgeroepen (24/24 oproepbaar). Hij gaat dan naar de plaats van het incident of naar de gemeentelijke crisisruimte.

Hij adviseert de burgemeester over onder andere evacuaties, perimeters en het informeren van de bevolking. Tijdens een gemeentelijke fase is hij de secretaris van de gemeentelijke crisiscel.

Na een ramp

  • Evalueren van incidenten en nakijken of noodplannen en -procedures moeten worden aangepast.
  • Ondersteunen van de verwerking van rampenschadedossiers.
  • Informatie geven aan hogere overheden over onder andere schadedossiers.
  • Opvolgen psychosociale maatregelen.

Om een crisissituatie te voorkomen en een ernstige situatie te kunnen beheren worden er algemene en bijzondere noodplannen aangemaakt.

  • 1. Noodplannen

 

De noodplanning bestaat uit de volgende plannen:

  • 1.1. Nood- en interventieplan (NIP)

 

Om het beheer van elke noodsituatie te verzekeren moet de wijze van activeren en de werkingsprincipes op dezelfde methodiek berusten en de opdrachten van de hulpdiensten  overal dezelfde zijn. Men kan hier dus spreken over een algemeen nood- en interventieplan of ANIP.

Naast de algemene richtlijnen en de nodige informatie vervat in het ANIP zal het nood interventieplan moeten worden aangevuld met bijkomende specifieke richtlijnen voor het bestrijden van bijzondere risico's, die al dan niet zijn gelokaliseerd. Deze richtlijnen of noodplanmaatregelen worden vermeld in een bijzonder nood- en interventieplan of BNIP.

Voorbeelden van gelokaliseerde bijzondere risico's zijn bepaalde industriële activiteiten uit de chemische of nucleaire sector.

Maar het kan ook gaan over overstromingsgebieden of over de risico's verbonden aan grote volkstoelopen of massamanifestaties.

Andere risico's vallen op voorhand niet te lokaliseren omdat ze zich op een willekeurige plaats kunnen voordoen, zoals natuurrampen, vliegtuig- of spoorwegongevallen, ongevallen met ondergrondse leidingen, polluties, epidemieën, ...

In het NIP wordt eveneens aandacht besteed aan de opdrachten die door de verschillende diensten moeten worden uitgevoerd.

Deze taken worden ondergebracht in Monodisciplinaire interventieplannen

Elke discipline stelt een monodisciplinair interventieplan op dat de interventiemodaliteiten regelt ¡n overeenstemming met het NIP.

Hierin worden de afspraken vastgelegd m.b.t. de alarmering en opstart, de opschaling en de versterkingen, de taakverdeling, de communicatie, de bevelvoering en de bevelsoverdracht in de verschillende fasen, alsook de vertegenwoordiging van de discipline in de CP-Ops en het crisiscentrum. Voorts worden de middelen aangeduid die kunnen worden ingezet.

Bijzondere aandacht zal ook gaan naar de interactie met de andere disciplines. Deze interactie zal in reële noodsituaties er vaak in bestaan de andere disciplines in te lichten over de aan gang zijnde operaties, over de aanwezige en de mogelijke gevaren. Er zal ook worden overlegd over de te ondernemen acties in functie van het goed verloop en resultaat van de operaties. Een en ander dient zo vlug mogelijk te gebeuren en er moet zeker niet worden gewacht op de ontplooiing van de commandopost operaties en/of het coördinatiecomité.

Aangezien deze monodisciplinaire plannen precies tot doel hebben het grootschalig optreden te regelen per discipline, zullen daarbij meerdere hulpdiensten behorende tot verschillende gemeenten, tot diverse overheden en/of organismen moeten worden betrokken. Noodsituaties zijn immers niet gebonden aan administratieve indelingen in gemeenten, politiezones, hulpverleningszones, gerechtelijke arrondissementen.... Daarom zullen de monodisciplinaire interventieplannen steeds een provinciaal luik bevatten dat de gemeenschappelijke maatregelen en werkwijze vastlegt die overal kunnen van toepassing zijn en dat de middelen opsomt die daarbij kunnen ingezet worden. De plannen zullen dan, afhankelijk van de discipline verder worden aangevuld per gemeente, per politiezone of per hulpverleningszone.

Naar aanleiding van een belangrijk incident of een ernstige dreiging is het aangeraden dat de monodisciplinaire interventieplannen door de bevoegde disciplineoverste al worden opgestart los van de afkondiging van een fase van het NIP.

Opmerking:

Ondanks het feit dat het KB van 16 februari 2006 het artikel 15 van het KB van 8 november 1967 houdende voorde vredestijd de organisatie van de gemeentelijke en de gewestelijke brandweerdiensten en de coördinatie van de hulpverlening in geval van brand opheft, is het zeker niet de bedoeling dat de opmaak van de voorafgaande interventieplannen, zoals vermeld in artikel 15 tweede lid van het KB van 8 november 1967, overbodig zou worden. De voorafgaande interventieplannen kunnen beschouwd worden als interventieplannen die de monodisciplinaire interventieplannen aanvullen.

  • 1.2. Intern noodplan

 

Het intern noodplan is een document dat opgesteld wordt op het niveau van een bedrijf of instelling. Het is er opgericht om intern zo adequaat mogelijk te reageren op een noodsituatie die ofwel ontstaat in dat bedrijf of die instelling, ofwel extern ontstaat maar waarbij het bedrijf of de instelling betrokken is. Het intern noodplan zal dus een aantal organisatorische maatregelen bevatten die intern worden genomen in functie van het grootst mogelijke risico, met personen van de instelling of het bedrijf zélf als uitvoerders, en met inzet van eigen middelen. Dit intern noodplan moet ook voorzien in het tijdig oproepen van externe hulpdiensten waarmee de nodige afspraken kunnen worden gemaakt.

Behoudens de verplichting voor het opstellen van interne noodplannen die geldt in hoofde van de bedrijven of activiteiten die onder de toepassing vallen van de regelgeving inzake de zogenaamde Seveso-risico's en de nucleaire risico's, alsook m.b.t. de ziekenhuisactieplannen, is het opportuun de opstelling van interne noodplannen eveneens te bevorderen voor bedrijven of instellingen die op basis van een risicoanalyse door de gemeentelijke/provinciale veiligheidscel als risicovol worden ervaren.

  • 2. Veiligheidscel

 

De burgemeester richt een veiligheidscel op, die de voorbereiding van de noodsituaties organiseert.

  • 2.1. Samenstelling

 

De burgemeester is de voorzitter van de gemeentelijke veiligheidscel.

Minstens één vertegenwoordiger van elke discipline dient in deze cel te zetelen.

De ambtenaar verantwoordelijk voor de noodplanning maakt eveneens deel uit van de veiligheidscel.

Hij heeft de bijzondere taak de noodplanning op te volgen en het secretariaat ervan te verzorgen. Via dit secretariaat worden ook alle aanpassingen van het noodplan aan de bestemmelingen gestuurd.

In het kader van de interactie van de opdrachten van de bestuurlijke en van de gerechtelijke politie is de aanwezigheid van de Procureur des Konings aangewezen, om bij het beheer van een noodsituatie de modaliteiten te regelen opdat zijn opdrachten harmonieus gebeuren met respect voor de opdrachten van de disciplines.

De burgemeester kan eveneens experts oproepen.

Er kan worden geopteerd voor volgende minimale samenstelling :

  • Burgemeester, voorzitter;
  • Ambtenaar verantwoordelijk voor de noodplanning;
  • Discipline 1 : territoriaal bevoegde brandweercommandant;
  • Discipline 2 : de federale gezondheidsinspecteur;
  • Discipline 3 : korpschef van de lokale politie;
  • Discipline 4 : de bevelhebber van de bevoegde operationele eenheid van de civiele bescherming en het diensthoofd van de gemeentelijke technische dienst;
  • Discipline 5 : een communicatieambtenaar aangeduid door de burgemeester

Daarnaast is het aangewezen om ook de gemeentesecretaris en de OCMW-voorzitter bij de veiligheidscel te betrekken.